Goulash – een smakelijke geschiedenis (15)

Paprika verspreidde zich vanuit Spanje al snel over de Habsburgse landen, maar het duurde nog een hele tijd voordat het Hongarije bereikte, dat onder Turkse heerschappij stond sinds de desastreuze Slag bij Mohács op 29 augustus 1526, waarbij koning Lajos samen met de bloem van de Hongaarse ridderschap het leven liet. Drie jaar later stonden de Turken voor de poorten van Wenen, en de rookpluimen en het doodsgeschreeuw dat opsteeg uit de omringende dorpen liet geen twijfel over de bedoelingen van hun bezoek. De stad viel weliswaar niet, maar de relatie tussen de Osmanen en de familie Habsburg was zo ver onder het vriespunt gezakt dat er van een vriendelijke uitwisseling van exotische plantjes geen sprake kon zijn.

goulash - een smakelijke geschiedenis
Hoe de pepertjes dan wel het Osmaanse Rijk binnenkwamen is niet met zekerheid te achterhalen. Misschien kwamen de Turken ermee in contact tijdens hun pogingen om de Portugezen, die sinds Vasco da Gama’s geslaagde expeditie een ernstige bedreiging vormden voor hun monopolie op de peperhandel, van de kust van India te verdrijven. Waarschijnlijker is dat ze het plantje via Venetiaanse kooplui leerden kennen, of dat de zaadjes wellicht via de noordelijke handelsroute, via Holland, de Oostzee en Rusland, naar Turkije kwamen. In Duitsland wordt de plant -onder de naam Siliquastrum(¹)– voor het eerst vermeld in 1542 door Leonhart Fuchs in zijn “De Historia stirpium commentarii insignes” (Bemerkenswaardige beschouwingen over de geschiedenis van planten). Volgens Fuchs was de plant in Duitsland, hoewel pas een paar jaren bekend, toen al wijd verbreid in siertuinen.

In Hongarije komen we de plant voor het eerst tegen in het jaar 1569, toen een adellijke dame met de naam van Margit Széchy, beroemd vanwege haar collectie van zeldzame planten, een bestelling plaatste voor vörös török bors, rode Turkse peper, voor in haar siertuintje, waarmee meteen het bewijs geleverd is dat de plant via de Turken Hongarije bereikte. Andere namen die gebruikt werden zijn pogánypaprika en tatárka bors: heidenenpaprika en tatarenpeper. Ook priester, filosoof en linguist Albert Szenczi Molnár (1574 – 1634) noemde het Turkse peper, en onder diezelfde naam komen we de plant ook tegen in het “Posoni kert” (de tuin van Poszony), een boek uit 1664 over tuinieren van de Jezuïet János Lippay. De tuin in kwestie was het destijds vermaarde tuinencomplex rond de zomerresidentie van de oudere broer van János, graaf György Lippay, aartsbisschop van Esztergom en primaat van Hongarije. In zijn “Hungariae antiquae et novae prodromus” uit 1723 noemt de Lutheraanse geestelijke en uomo universalis Mátyás Bél het niet langer Turkse maar Hongaarse peper, en vertelt erbij dat het zo scherp is dat het je kan verblinden als het in je ogen krijgt.

De naam “paprika” verschijnt voor het eerst in een Slavisch woordenboek uit 1742, en iets later, in 1758, in een inventaris van het klooster van de Franciscanen in Szeged. In 1780 beschrijft de Kapucijner monnik Peregrinus Ubaldus, op reis door Sárköz, de streek rond Kalocsa, op weinig flatteuze wijze de plaatselijke bevolking, die volgens hem meer op waterdieren dan mensen lijken, onverbeterlijke afstammelingen van Hunnen en Mongolen, ketters, die in met modder bepleisterde huizen wonen en leven van gedroogde vis en rauw spek. Hij voegt er aan toe: “Condimentum ciborum est una rubra bestia, quam bobriga vocant, sed mordet, sicut jabolus.” (“De kruiderij van hun voedsel is een rood beest dat men bobriga noemt, maar dat steekt als de duivel”).


(¹)De naam, siliquastrum (“grote peul”, vanwege de langwerpige vruchten), ontleende Fuchs aan de “Naturalis Historia” van Plinius de Oudere, hoewel het onwaarschijnlijk is dat de plant die Plinius beschreef dezelfde was. Andere namen die Fuchs geeft zijn “piper Hispanum”, “piper Indianum”, “Calechutischer Pfeffer” en “Indianischer Pfeffer”.

© 2016, M.S.F. Wick

vorige pagina

volgende pagina

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *