Goulash – een smakelijke geschiedenis (7)
Om even op de Hongaren terug te komen: hún inburgering verliep wat moeizamer. Het gemor en gemopper hield aan en in het revolutiejaar 1848, dat heel Europa in zijn greep had, barstte de bom. De Oostenrijkers stuurden het leger om orde op zaken te stellen, kregen vervolgens een ongenadig pak rammel en moesten afdruipen waarna -in 1849- de onafhankelijkheid van Hongarije werd uitgeroepen. Dat duurde niet lang, want heel Europa was de golf van revoluties meer dan beu en niemand was dan ook bereid om de nieuwe staat te erkennen. De Russen, bang dat door een Hongaars succes ook de door henzelf onderdrukte Polen op rare ideeën zouden komen, schoten de Oostenrijkers te hulp. Hun verenigde troepen verpletterden in nog geen twee maanden tijd het Hongaarse leger. Daarop brak een periode van gewelddadige onderdrukking aan die in 1867 uiteindelijk eindigde met de “Ausgleich”, waarbij Hongarije een aan Oostenrijk gelijkwaardige status kreeg. Zo veranderde het Oostenrijkse Keizerrijk in de Oostenrijk-Hongaarse Dubbelmonarchie.
Dat had grote gevolgen voor de ingezetenen van het Koninkrijk Hongarije. De staat besloeg een grondgebied dat ongeveer vier maal groter was dan het huidige Hongarije, met een bevolking die -naast een minderheid van Hongaren- bestond uit Slowaken, Duitsers, Roemenen, Serviërs, Kroaten, Oekraïners, Ruthenen en Slovenen, allemaal met hun eigen taal en cultuur. Heel anders dan in het Oostenrijkse deel van de Dubbelmonarchie, waar in de verschillende kroonlanden de eigen taal -naast het Duits- de omgangstaal bleef, volgde de Hongaarse regering een straffe politiek van “magyarisatie” of, in goed Nederlands, “verhongaarsing”. In het hele openbare leven werd het Hongaars de exclusieve voertaal. In alle overheidszaken, in de rechtspraak en op alle opleidingen boven het elementaire niveau van de dorpsschooltjes was uitsluitend nog het Hongaars toegestaan. Het ging zelfs zo ver dat veel familie- en plaatsnamen werden verhongaarst, en ook het geloof moest bij voorkeur in het Hongaars worden beleden. De Hongaarse cultuur werd de norm, en daarbij hoorden uiteraard ook de Hongaarse culinaire tradities.
Nadat Oostenrijk-Hongarije als een van de verliezers uit de Grote Oorlog van 1914-1918 was gekomen werd de monarchie opgedoekt. Daarbij verloor de Hongaarse helft van die dubbele monarchie 71% van haar grondgebied en 66% van haar inwoners aan haar buurlanden. Zo ging Slowakije samen met Bohemen en Moravië verder als Tsjechoslowakije. Transsylvanië en twee derde van de Banaat werden bij Roemenië gevoegd. Het oude Oostenrijkse hertogdom Krain was nu Slovenië gaan heten en kreeg, naast de zuidelijke helft van Stiermarken, ook nog de Hongaarse provincie Prekmurje toegeschoven. Ook Kroatië, dat -met uitzondering van Dalmatië- na veel ondoorzichtig geharrewar sinds 1868 deel had uitgemaakt van Hongarije, werd een zelfstandige staat. Kroatië en Slovenië gingen samen met Servië, dat zichzelf ook aan een flinke portie Hongaars grondgebied had geholpen, verder als het “Koninkrijk van Serven, Kroaten en Slovenen” onder de Servische koning Peter I. Daartoe behoorden ook -al dan niet vrijwillig- Bosnië en Herzegovina, Montenegro en Macedonië. In 1929 werd de naam veranderd in het “Koninkrijk Joegoslavië”. Na W.O.II werd het een republiek tot ook die, na de onverkwikkelijke oorlog van begin jaren ’90, in stukken en brokken uit elkaar werd gehaald. Geen wonder dus dat we het nationale gerecht van Hongarije ook in elk van haar buurlanden tegenkomen als onderdeel van de nationale, traditionele keuken.
© 2016, M.S.F. Wick