Gerechten uit de keuken van Hongarije
Gerbeaud szelet
Gerbeaud taart
Zserbó, zo wordt dit gebak in Hongarije ook genoemd, een “verhongaarsing” van de naam Gerbeaud, de bedenker van dit lekkers. Emile Gerbeaud was Zwitser van geboorte en deed als patissier ervaring op in Duitsland, Frankrijk en Engeland. In 1882 maakte hij in Parijs kennis met Henrik Kugler, de eigenaar van een beroemd koffiehuis aan het Vörösmarty tér in Boedapest. Een aantal jaren later nodigde Kugler Gerbeaud uit om als compagnon in zijn zaak te komen werken. Na de dood van Kugler richtte Gerbeaud de “Kuglers Nachfolger Gerbeaud AG” op om de business voort te zetten.
In 1910 liet Gerbeaud het koffiehuis verbouwen met behulp van ontwerper en graficus Henrik Darilek, die er een spektakel van maakte vol marmer, exotisch hout en brons, met een plafond in rococo-stijl en kroonluchters die in de paleizen van Maria Theresia niet zouden hebben misstaan. In 1919 stierf Gerbeaud. Zijn vrouw Esther dreef de zaak tot 1940. De naam bleef behouden, met uitzondering van de jaren tussen 1950 en 1984, toen het “Vörösmarty” ging heten. In 1995 kocht de Duitse Erwin Franz Müller het koffiehuis en liet het geheel renoveren in de oorspronkelijke stijl, waarbij de sporen van de betreurenswaardige jaren van het communisme grondig werden uitgewist. En zo is het Gerbeaud Cukrászda & Kávéház weer in volle glorie te bewonderen. Niet alleen een lust voor het oog, maar vooral ook voor de tong.
Een van de vele lekkernijen die in Gerbeaud te vinden zijn is deze “Gerbeaud Schnitte”; de Gerbeaud szelet oftewel Zserbó, die in de loop der jaren zo geliefd is geworden in Hongarije dat er nauwelijks een thuiskok te vinden is die zich niet af en toe bezondigt aan het maken ervan. Een bakplaat wordt bedekt met vier lagen deeg, met tussen elke laag een vulling van abrikozenjam en gemalen walnoten. Het geheel wordt voorzien van een laagje donkere chocolade en ten slotte in rechthoeken gesneden.
Zserbó/Gerbeaud szelet
voor het deeg van deze Gerbeaud taart hebben we nodig:
2 el. lauwe melk
1 tl. suiker
20 gr. gist
500 gr. bloem
250 gr. boter
1 ei
1 dl. zure room
1 snufje zout
100 gr. poedersuiker
1 zakje vanillesuiker
voor de vulling:
250 gr. gehakte walnoten
200 gr. poedersuiker
300 gr. abrikozenjam
voor de chocoladeglazuur:
120 gr. suiker
4 eetlepels cacaopoeder
4 eetlepels water
15 gr. boter
Verwarm de melk tot lauw, meng het met een tl. suiker en de gist en zet het even weg tot het gaat schuimen.
Doe de bloem en de boter in een kom. Meng het door de boter met twee messen in stukken te snijden. Meng er dan de poedersuiker, de gist, het ei, vanillesuiker, een snufje zout en 1 dl. zure room door. Kneed er een samenhangend deeg van. Verdeel het in 4 gelijke stukken, bestrooi de bovenkant met een beetje bloem en laat het afgedekt een half uurtje rusten.
Ondertussen vet je een bakplaat van ong. 30 x 40 cm. in met boter. Voor de walnootvulling meng je de gemalen walnoten met de poedersuiker. De oven verwarm je voor op 180ºC.
Rol 1/4 van het deeg uit tot een vierkante lap en bedek daarmee de bakplaat. Bestrijk het met 1/3 van de abrikozenjam. Daarop komt 1/3 van de walnoot vulling. Herhaal dat twee maal en eindig tenslotte met het laatste kwart van het deeg. Prik met een vork wat gaatjes in de bovenkant zodat de stoom kan ontsnappen.
Zet de taart in een op 180ºC. voorverwarmde oven en bak het in 35 – 40 minuten gaar. Laat hem helemaal afkoelen.
Ten slotte maken we het chocoladeglazuur. Verwarm het cacaopoeder met de suiker en het water al roerend in een pannetje. Laat het zachtjes koken tot de suiker is gesmolten. Haal de pan van het vuur en meng er meteen de boter door (hoe meer boter je toevoegt, hoe zachter het glazuur zal zijn). Laat het een beetje afkoelen en giet het over de taart. Egaliseer het met een koud mes (even onder de kraan houden). Laat het helemaal afkoelen en hard worden voordat je de Gerbeaud taart in rechthoeken snijdt.