Een reis van Praag naar Wenen

5. Soběslav, Jindřichův Hradec, Třeboň en České Budějovice.
Třeboň is gesticht aan het eind van de 12de eeuw door de Vítkovci ("Witigonen" in het Duits): een Boheemse adelsfamilie die zich in vier takken heeft gesplitst: de heren van Hradec (Neuhaus), van Krumlov (Krummau), van Rožmberk (Rosenberg) en Landštejn en Třeboň (Landstein und Wittingau). Namen die je steeds weer tegenkomt in deze streek en waarvan je het wapen, een vijfbladige roos, op zowat ieder historisch gebouw aantreft.



("De Heren van de Roos", een muurschildering van Mikoláš Aleš uit 1896)

Tot 1366 was het stadje in het bezit van de Heren van Landstein, toen kwam het in handen van de tak van Rosenberg. Zij stichtten het Stift Třeboň, een Augustijner klooster. De Aegidiuskerk, die al in het jaar 1280 genoemd wordt, werd als kloosterkerk toegevoegd. Hier bevond zich een altaarstuk van de Meester van Wittingau: een triptiek met daarop Christus op de Olijfberg, het graf en de wederopstanding, dat nu in de Nationale Galerij in Praag te zien is.


Onder leiding van Wilhelm van Rosenberg (1535-1592) kwam Třeboň tot grote bloei. De stad kreeg een moderne vestingwerken en op het plein werden de huizen met de fraaie renaissance-gevels en een nieuw raadhuis gebouwd. Ook het slot werd in Renaissance-stijl verbouwd en uitgebreid.
Na de dood van Willem ging het domein over in de handen van zijn jongste broer, Peter Wok van Rosenberg, die al even kunst- en wetenschapminnend was als zijn broer. Hij bracht het familiearchief van de Rosenbergs over vanuit Český Krumlov, dat hij had verkocht, naar Třeboň. Toen hij in 1611 kinderloos stierf hield het geslacht Rožmberk op te bestaan.
Ook de Vorsten van Schwarzenberg, die het domein later in bezit kregen, breidden het slot uit en brachten ook hún archief over naar Třeboň. Het slot herbergt daarmee een van de belangrijkste archieven van Tsjechië en is om die reden slechts gedeeltelijk toegankelijk. Wat bezichtigt kan worden zijn o.a. een fraai renaissance-trappenhuis, de Wapenzaal van de Rosenbergs en de Zaal der Hovelingen. Het grote park met de eeuwenoude bomen is vrij toegankelijk.
Maar we moeten nog even terug naar Willem, want Tsjechië heeft ook een andere grote schat aan hem te danken. Het was de regent die het domein van de Rosenbergs beheerde, Jakub Krčin, die een enorm meer aanlegde als onderdeel van de waterwerken die moesten dienen om een einde te maken aan de overstromingen die Bohemen met grote regelmaat teisterden. Het Rožmberk-meer, ook wel Zuid-Boheems Meer genoemd, is omgeven door een dam van 2½ km. lang en wordt gevoed door de rivier Lužnice en het "Gouden Kanaal". Dat is een kanaal van 45 km. lang dat de vele meren en watertjes rond Třeboň met elkaar verbindt. In die meren zwemt de schat rond van Třeboň: karpers.


Třeboň is het centrum van de karperkweek in Tsjechië en de grootste producent van zoetwatervissen van Europa. Liefst 95% van de 3200 ton vis die hier jaarlijks wordt gekweekt zijn karpers. Karpers zijn bij ons eigenlijk alleen populair onder sportvissers, maar in Centraal Europa zijn ze een graag geziene gast op tafel. Kerstavond zonder karper? Het is eenvoudigweg ondenkbaar. Het zou zijn als Pasen zonder eieren of oudjaar zonder oliebollen.
Ja: je voelt 'm al komen: we gaan karper eten vanmiddag, en daarvoor hoeven we hier in Třeboň natuurlijk niet ver te zoeken.


Karper gebakken, karper gestoofd, karper gemarineerd, geroosterd, gegrild, gevuld, in moten of filets. De mogelijkheden zijn onuitputtelijk. Wij gaan vandaag voor iets heel anders: karperfrietjes. Karperfrietjes zijn in reepjes gesneden karperfilet, die een paar uur gemarineerd zijn in knoflook, gember, sojasaus en karwij. Dan worden ze door de bloem gerold en gefrituurd in hete olie. Lekker met veel mierikswortelsaus en aardappelpuree. En bier. Een potje bier moet er bij want ook karper moet zwemmen, en laat Třeboň nou toevallig net eens gezegend zijn met een van de oudste brouwerijen van Tsjechië. Pivovar Regent: brouwerij de Regent, gesticht in 1379 en vanaf 1698 tot op de dag van vandaag in handen van Prins Schwarzenberg. Dat "regent" slaat op de waterbouwkundige Jakub Krčin waarover we het zojuist nog hadden.

Aan de overzijde van de Svět, het kunstmatige meer waaraan Třeboň ligt, op het grondgebied van het dorpje Domanín, staat het mausoleum van de Vorsten van Schwarzenberg, gebouwd in 1877 temidden van een Engels landschapspark. Het is een neogotische zeshoekige kapel. Het eigenlijke graf ligt onder de kapel. Hier liggen de lichamen van 26 leden van de familie. Hun harten zijn bijgezet in het kasteel van Český Krumlov.

České Budějovice, ook Budweis genoemd, is met een kleine 100.000 inwoners de grootste stad van Zuid-Bohemen. De stad is wereldberoemd geworden door het bier wat hier gebrouwen wordt: Budweiser. De stad werd in 1265 gesticht door koning Ottokar II bij de samenloop van de Moldau en de Maltsch, of in het Tsjechisch: de Malše. Door de gunstige ligging aan de kruising van handelswegen groeide de stad al snel tot een van de grootste van Bohemen, en de katholieke en koningsgezinde stad vormde in de 15de eeuw een bolwerk tegen de Hussieten, die, onder de indruk van de sterke stadswallen, niet eens geprobeerd hebben om de stad in te nemen.
Door de gunst van de Boheemse koningen groeide de stad uit tot een bloeiende gemeenschap van 4000 Tsjechen, Duitsers en Joden. De vondst van zilver in het nabijgelegen Rudolfov (Rudolfstadt) verhoogde de feestvreugde nog en droeg, samen met de viskweek en de handel in zout, in hoge mate bij aan de rijkdom van de stad. De Joden mochten er niet lang van meegenieten: zij werden begin 16de eeuw verjaagd tijdens anti-semitische onlusten, waarbij velen werden vermoord. Het Joodse kerkhof, op zo'n 1½ km. van het centrum, is een gedenkplaats voor de geschiedenis van de Joodse bewoners van de stad.
Ook tijdens de dertigjarige oorlog nam de stad vanwege haar destijds moderne vestingwerken een strategisch belangrijke positie in. De hoogste beambten uit de streek zochten hier een veilig heenkomen en ook de kroonjuwelen werden hier, in de kerk, bewaard. Ondanks de voortdurende oorlog was alles dus koek en ei. Tot 1641. Toen brandde de hele zaak af. Het duurde enige decennia tot het allemaal weer was opgebouwd, maar het resultaat mag er wezen, getuige de fraaie barokke gevels van de huizen aan het grote centrale plein.



(Het Ottokar II-plein met het raadhuis en de Samson-fontein.)

Over de naam van dat plein bestaat wel wat verwarring. Oorspronkelijk was het plein genoemd naar de stichter van de stad, koning Ottokar II. Toen in de 19de eeuw de Duitstalige bevolking door de industrialisatie en de daarop volgende toestroom van arbeiders uitgroeide tot een onevenredig grote meerderheid riep dat zulk een weerstand op bij de Tsjechen dat zij het plein omdoopten tot "Náměstí Jana Žižky", het Jan Žižka-plein, naar de Hussietengeneraal die weliswaar bij leven en welzijn bepaald niet welkom was in de stad, maar die vanwege zijn verzet tegen de keizer de held van de 19de eeuwse nationalistische beweging was geworden. Na de oprichting van de Tsjechoslowaakse staat in 1919 verloren de Duitstaligen hun dominante positie om die in 1939, tijdens de Duitse bezetting in WO II, weer heel eventjes terug te krijgen. Daar hebben ze duur voor moeten betalen, want na de oorlog werd in Tsjecho-slowakije een etnische zuivering doorgevoerd waarbij 3 miljoen Duitsers en Hongaren werden onteigend en het land werden uitgezet. Het ging daarbij om iedereen die bij de volkstelling van 1930 had aangegeven Duitser of Hongaar te zijn en iedereen die tijdens de bezetting het Duitse staatburgerschap had aangenomen. Het plein heet tegenwoordig overigens weer gewoon Náměstí Přemysla Otakara II: het Ottokar II-plein.


Een van de blikvangers van het plein is het oude raadhuis met de muurschilderingen en de fraaie waterspuwers; een andere de 16de eeuwse "zwarte toren" aan de overzijde. Niet vergeten even een kijkje te nemen in het klooster van de Dominicanen aan het Piaristické náměstí, en dan vooral de 13de eeuwse Gotische kerk van de Presentatie van de Maagd Maria, een van de oudste gebouwen van de stad. Aan hetzelfde plein ligt ook het 15de eeuwse "Zouthuis", dat gebouwd was als arsenaal, maar dat later gebruikt werd voor de oplag van iets wat veel meer opleverde dan wapens: zout.
Ten zuiden van het centrum zouden nog wat resten te zien zijn van de spoorlijn die tussen 1824 en 1832 aangelegd werd tussen České Budějovice en het Oostenrijkse Linz. Het was de op één na oudste in Europa, en dat geloven we graag, want we zoeken ons een ongeluk maar we kunnen niets ontdekken. Ook het stationsgebouw uit de belle époque waarover van verschillende kanten wordt opgeschept kan ons niet bekoren. Eerlijk gezegd vinden we het maar een onderkomen gevalletje. We gaan er beter eentje drinken op het plein. Nee, we zeggen niet wat. We gaan hier toch zeker geen reclame maken! Proost.

We hebben nog net genoeg ruimte op deze pagina om nog eventjes een uitstapje te maken naar Hluboká, het prachtige kasteel tussen de meren ten noorden van de stad.
Oorspronkelijk een koninklijke burcht kwam het in 1661 in handen van de familie Schwarzenberg, die het bewoonden tot ze in 1939 moesten vluchten voor de Duitsers. Na de oorlog kregen ze het niet terug: ondanks dat de familie zich altijd fel verzet had tegen de Nazis verzonnen de communisten in 1947 een speciale wet, de "Lex Schwarzenberg", om hun uitgebreide Tsjechische bezittingen toch in te kunnen pikken.
Twee keer is het kasteel verbouwd: in de vroege 18de eeuw tot barok paleis en in de 19de eeuw in een romantische neo-gotische stijl, beïnvloed door een reis die prins Jan Adolf II en zijn vrouw Eleonore naar Engeland maakten. Windsor Castle zou model hebben gestaan voor dit sprookjeskasteel. Tegelijkertijd met de verbouwing van het kasteel werd ook het prachtige park aangelegd, met waterpartijen, kassen, weidse weiden en zeldzame bomen. Het interieur van het slot is al even indrukwekkend: statige zalen vol schilderijen, kostbare wandtapijten, antieke meubels en eeuwenoud wapentuig, comfortabele en luxueuze woonvertrekken en een compleet ingerichte 19de eeuwse keuken.


Tekst en foto's ©M.S.F. Wick, tenzij anders vermeld.
TERUG
VERDER

Categorie: bezienswaardigheden in Tsjechië, toeristische plaatsen in de Tsjechische Republiek, monumenten in Tsjechië, toeristische steden in Tsjechië, bezienswaardigheden in Bohemen, toeristische plaatsen in Bohemen. Soběslav, stad Jindřichův Hradec, kasteel van Jindřichův Hradec, witte dame van Rožmberk, Czernin, drievuldigheidszuil, kerk van de Hemelvaart van de Maagd Maria, St.Hippolytus, Stráž nad Nežárkou, Ema Destinnová, Třeboň, Aegidiuskerk, kasteel van Třeboň, Zuid-Boheems meer, karperkwekerij, Domanín, mausoleum van Schwarzenberg, České Budějovice, Ottokar II-plein, raadhuis, zwarte toren, klooster Dominicanen, kerk vand e Presentatie van de Maagd Maria, Zouthuis, kasteel van Hluboká nad Vltavou.

Tweet