Gerechten uit de keuken van Roemenië
Colţunaşi su brânză de vaci si smântână
Deegkussentjes met plattekaas en room
Colţunaşi is de Roemeense naam voor een gerechtje dat in heel Centraal- en Oost-Europa veelvuldig op tafel verschijnt: gevulde deegkussentjes. In Slowakije heten ze pirohi, in Polen pierogi en in Oekraïne en verder noordwaarts vareniki. In Oostenrijk komen we ze ook tegen, b.v. als Kärntner Kasnudeln of als de Tiroolse Schlutzkrapfen, en verder naar het zuiden, in Italië, zijn ze bekend onder de naam casunziei of mezzalune. Ravioli, dat is zoals wij iets dergelijks hebben leren kennen bij de Italiaan om de hoek, en net zoals ravioli worden ook deze colţunaşi gemaakt van ongerezen deeg en worden ze in water gekookt.
Colţunaşi worden zowel met een zoete als een hartige vulling gegeten. In het eerste geval vaak met (kersen)jam of fruit, in het tweede geval met vlees of groenten, maar meestal -zoals ook hier- met kaas. Dat is in dit geval “brânză de vaci”: ongerijpte kaas van koemelk oftewel plattekaas/kwark.
Het laatste deel van de lange naam van dit gerechtje, “si smântână”, betekent “en room”. Dat is eigenlijk een overbodige toevoeging die we best hadden kunnen weglaten, want vrijwel alles wat in Roemenië op tafel komt gaat vergezeld van een flinke kwak van dit smakelijke, door gezondheidsmilitanten en afslankgoeroes verfoeide goedje. Wij trekken ons er niets van aan.
Voor onze deegkussentjes met plattekaas en een ongezond lekkere kwak room hebben we nodig:
400 gr. bloem
1 ei
300 gr. plattekaas (kwark)
2 eierdooiers
100 gr. boter
zout
crème fraîche
Zeef de bloem boven een kom. Breek er het ei boven, doe er een klein beetje water bij en roer het met een houten lepel tot het vocht alle bloem heeft opgenomen. Doe er zo nodig nog een scheutje water bij. Kneed het deeg verder met de hand, zo lang tot het niet meer aan je vingers blijft plakken. Laat de deegbal afgedekt een kwartiertje rusten.
Meng de 2 eierdooiers met de plattekaas en een snufje zout. Voor de liefhebbers mag er evt. ook een klein beetje suiker bij. Bestuif een werkblad met wat bloem. Rol daarop de deegbal uit tot een grote, dunne lap. Steek er rondjes uit met behulp van een vorm of een omgekeerd glas. Leg in het midden van ieder rondje een lepeltje van het kaas-eimengsel. Vouw de deegrondjes dubbel en druk de randen stevig aan. Druk er met een vork een ribbel-patroon in, dan raken ze zeker niet los tijdens het koken.
Breng een grote pan met gezouten water aan de kook. Laat daar de colţunaşi inglijden. Roer voorzichtig met een houten lepel zodat ze niet aan de bodem van de pan blijven vastkleven. Kook de colţunaşi in een klein kwartiertje gaar. Vanaf het moment dat ze komen bovendrijven laat je ze nog 5 minuutjes zachtjes koken.
Smelt ondertussen de boter in een steelpannetje. Schep de colţunaşi met een schuimspaan uit het water en laat ze goed uitlekken. Leg ze op voorverwarmde borden, overgiet ze met gesmolten boter. Dien de deegkussentjes met plattekaas op met een flinke lepel crème fraîche.
Voor het maken van deze deegkussentjes zijn uiterst handige apparaatjes op de markt.