Gerechten uit de keuken van Servië
Mladenčići
Honingkoekjes
Tijdens de huwelijksceremonie van de Orthodoxe kerk wordt een gebed uitgesproken waarin de Veertig Martelaren van Sebaste worden genoemd, de “kroning”, om bruid en bruidegom eraan te herinneren dat ook voor hun een spirituele kroon is weggelegd als ze net zo trouw aan Christus blijven als deze heiligen van zo lang geleden.
De Veertig Martelaren van Sebaste waren 40 Romeinse soldaten van het Legio XII Fulminata die in het jaar 320 stierven voor hun geloof. Volgens de overlevering zouden ze slachtoffer zijn geworden van de vervolgingen van keizer Licinius I (308-324). “Zouden”, want deze Licinius is dezelfde Licinius die samen met zijn medekeizer Constantijn (de Grote) -toevallig allebei geboren in de streek die nu Servië heet- al in februari 313 het “Edict van Milaan” uitvaardigde, waarin vrijheid van godsdienst werd afgekondigd, ook voor de Christenen. Maar misschien hebben de hagiografen de data een beetje door elkaar gehaald en is het allemaal iets vroeger gebeurd, b.v. tijdens de vervolgingen van keizer Diocletianus, die in Servische volksverhalen wordt opgevoerd als Dukljan, de tegenstander van God, a.k.a. de duivel.
Volgens ene Basilius, die van 370-379 bisschop van Caesarea was en de eerste was die erover schreef, werden veertig soldaten die openlijk hun Christelijk geloof beleden veroordeeld om op een bitter koude nacht naakt op een bevroren meer vlakbij de stad Sebaste (in het huidige Turkije) te gaan zitten, zodat ze zouden bevriezen. Een van hen zakte de moed in de schoenen en sprong in een van de hete baden die naast het meer waren klaargezet voor de spijtoptanten. Op dat moment zag een van de bewakers een vreemd en bovennatuurlijk licht over de achtergebleven 39 schijnen. Hij verklaarde zich prompt Christen, trok zijn kleren uit en voegde zich bij hen, zodat hun aantal weer op veertig kwam. Bij dageraad werden de stijf bevroren lichamen van de martelaren op de brandstapel gegooid, waarna hun as in de rivier werd gegooid. Christenen verzamelden echter zo goed en zo kwaad als het ging de kostbare relieken, die werden verdeeld over vele steden. Op deze manier werd de verering van de 40 martelaren wijd verspreid, en een groot aantal kerken werd gebouwd te hunner ere.
Maar nu terug naar de honingkoekjes.
In het eerste jaar van het huwelijk waarmee ons verhaal begon, op 9 maart volgens de Orthodoxe kalender (dat is 22 maart volgens de westerse -Gregoriaanse- kalender), wanneer in Servië het feest van de Martelaren van Sebaste gevierd wordt, krijgen de jonggehuwden cadeautjes van familie en vrienden. Van de bruid wordt verwacht dat ze voor haar gasten 40 mladenčići bakt: kleine ronde taartjes bedekt met honing.
Of die honing de zoetheid van het martelaarschap uitdrukt of de zoetheid van het huwelijk weet ik niet, maar bij deze honingkoekjes moet ik altijd denken aan een oude tante die vaak bij mijn oma over de vloer kwam en dan, wanneer het gesprek over jonge mensen en het huwelijk ging, steevast schamperde: “Ja, ja, ze denken dat het honing is, maar het is nog geen siroop”.
Voor 40 van deze Servische honingkoekjes hebben we nodig:
500 gr. bloem
25 gr. verse gist
1 el. suiker
2½ – 3 dl. lauw water
2 el. honing
2 el. olie
½ tl. zout
honing (om over de koekjes te lepelen)
evt. gehakte walnoten of amandelen
Meng de gist, 1 dl. lauw water en de suiker in een kom en dek het af met een doek.
Doe de bloem in een kom. Maak een kuiltje in het midden en doe daarin twee el. honing en halve theelepel zout, en daarna 2 el. olie. Giet nu het gistmengsel eroverheen en roer het met een lepel of spatel door de bloem. Blijf roeren en voeg steeds van het lauwe water toe. Als het deeg te dik wordt om te roeren ga je verder met je handen. Kneed tot je een zacht, maar wel stevig deeg hebt, dat je tot een bal kunt vormen die niet tussen je vingers door glijdt als je hem in je hand houdt
Leg de deegbal terug in de kom en dek het af met een doek. Laat het een half uur liggen. Het deeg zal wat rijzen.
Rol het deeg op een met wat bloem bestoven werkvlak uit tot een vingerdikke lap. Steek er met behulp van een vorm of een glas rondjes uit. Leg die op een met bakpapier bedekte bakplaat. Officieel moeten we er uiteindelijk veertig hebben, maar dat hangt een beetje van de grootte en de dikte van je koekjes af. We kijken niet zo nauw.
Steek met een niet te scherp voorwerp een paar gaatjes in ieder koekje. Niet helemaal doorsteken; halfweg is genoeg. Dek het nu af met een doek en laat het opnieuw een half uurtje rijzen.
Verwarm de oven voor op 250ºC.
Bestrijk de koekjes met behulp van een kwastje lichtjes met wat olie. Zet ze onder in de oven en verlaag de temperatuur meteen naar 200ºC. Bak de koekjes tot ze goudbruin zijn. Dat duurt ongeveer 20 minuten.
Doe de koekjes in een schaal en laat ze even afkoelen onder een doek (dan zakken ze niet in elkaar) en serveer ze als ze nog warm zijn: dat is het lekkerst. Giet net voor het opdienen een lepel honing over ieder koekje. Niet te vroeg, want de koekjes zuigen de honing snel op en dan worden ze een beetje klef. Eventueel kun je de honingkoekjes ook nog bestrooien met gehakte walnoten of amandelen.
download dit recept