Gerechten uit de keuken van Kroatië
Rudarska greblica
Mijnwerkersstrudel
Rude is een klein plaatsje aan een gelijknamig riviertje in de provincie Zagreb, net onder de fraaie stad Samobor, die we kennen van de varkenskotelet en de crèmeschnitte à la Samobor, maar dat terzijde. Klein mag het zijn, Rude, maar aan haar nijvere inwoners heeft de wereld wel deze hartige strudel te danken: een dunne taart van deeg gevuld met plattekaas en walnoten.
In Rude is niet veel te zien, behalve dan een alleraardigst barok kerkje, gewijd aan de heilige Barbara, de patroonheilige van de mijnwerkers. In Rude wordt namelijk al sinds de middeleeuwen, en misschien zelfs al sinds de Romeinen, noest gearbeid in de mijnen. Koper, dat werd er uit de grond gehaald. Misschien is deze greblica wel net zo oud, maar zeker is in ieder geval dat het baksel al in de 19de eeuw diende als volksvoedsel. Eenvoudig en goedkoop, want de mijnwerkers hadden het bepaald niet breed.
Halverwege de 19de eeuw raakte de mijn uitgeput en stopte de koperproductie. Ze stapten over op ijzererts, dat ter plekke werd gesmolten, tot ook daar, in de jaren ’50 van de afgelopen eeuw, een eind aan kwam. In 2002 werd begonnen met de restauratie van de gangen, die ter lering ende vermaeck voor het publiek werden geopend.
Om de toeristische informatie compleet te maken: iedere zomer wordt er een festival georganiseerd met zang, dans, drank en -last but not least- een wedstrijd in het maken van de fameuze Rudarska greblica.
De meest traditionele vulling is die met walnoten, zoals in onderstaand recept, maar vaak wordt ook spinazie of snijbiet gebruikt. Wil je dat laatste, neem dan voor 300 gr. kwark 300 gr. gekookte en gehakte groente.
Traditiegewijs wordt deze mijnwerkersstrudel weggespoeld met een glaasje Blauer Portugieser, “portugizac crni” in het Kroatisch. Dat is een eenvoudige, milde rode wijn die al jong gedronken kan worden en waarvan de druif, in tegenstelling tot wat de naam doet vermoeden, beslist niet uit Portugal stamt, maar haar oorsprong heeft in Oostenrijk.
Voor het deeg van deze hartige mijnwerkersstrudel hebben we nodig:
500 gr. bloem
1 blokje gist (of ½ zakje droge gist)
2½ dl. melk
1 tl. suiker
1 snufje zout
1 el. boter
voor de vulling:
300 gr. kwark
2 eieren
30 gr. gehakte walnoten
1 snufje zout
en verder nog:
2 dl. zure room
Meng de gist met een beetje melk, een tl. suiker en een beetje bloem. Meng de andere ingrediënten erdoor en laat het een half uur rijzen op een tochtvrije, warme plek.
Ondertussen verwarm je de oven voor op 200ºC. en meng je de ingrediënten voor de vulling.
Vet je bakplaat in. Het deeg rol je uit tot een paar cm. groter dan twee keer de grootte van je bakplaat. Leg het er met één helft in. Het moet een heel klein stukje over de raden hangen. Daar leg je de vulling op, maar laat een paar cm. van de raden vrij. Vouw de tweede helft over de vulling heen en sla de randen erover dicht. Zorg dat ze goed gesloten zijn. Met een vork prik je hier en daar gaatjes in de koek. Bestrijk het geheel met de 2 dl. room en schuif het in de hete oven. Twintig minuutjes blijft het daar, tot de bovenkant mooi goudbruin is.
Snij de mijnwerkersstrudel in stukken en zet ze meteen op tafel, met een glaasje rode wijn.
download dit recept